Buigen voor de buiging
Ze waren uitgeput. Al was de lentezon doorgebroken en zagen we een paar fleurige bloesjes; hun ogen spraken boekdelen. Het geschiedenislokaal was warm, er hingen stoffige landkaarten aan de muur. Hier ontmoetten wij een groep docenten, die geen verandering meer kon zien. Als een trekharmonica waar te hard aan was getrokken. Alle rek was eruit. We schudden handen, deelden koppen thee uit, plakten naamstickers.
Gaandeweg werd het stil. Ik wist: we hebben één dag, één kans.
Die ochtend, in de aula, had de directeur haast wanhopig geklonken. De gouden draad tussen de docenten, een voorheen zo warm en betrokken team, was dun geworden. Een stevig team van trainers zou daar vandaag verandering in brengen. Bij dat woord klonk een onhoorbare zucht.
Boven, in het lokaal, maakten we het begin. Een deel van de groep zei niets, gezicht op neutraal. Een deel stelde vragen, met wakkere blik. En twee docenten zeiden af en toe iets tegen elkaar, een frons op het voorhoofd, de armen en benen gekruist. Iedereen ging uiteen in kleine groepjes. Het tweetal bleef samen. Wij liepen langs om te luisteren, te bevragen. Eén van de twee zei, toen ik polste hoe het ging: “Oh nee wij houden ons er totaal niet aan, we hebben het over andere dingen”. Waarop ik op speelse toon zei: “okee hop, terug naar de opdracht!”. Dit werkt vrijwel altijd. Nu niet. Deze vrouw keek me met een donderende blik aan en zei: “Hoe dúrf je dat tegen mij te zeggen op die toon, belachelijk, ik ben geen een kind!”.
Haar opmerking raakte me ergens rond m’n middenrif. Ik hapte naar adem, mijn eerste reactie was naar woorden grijpen; verbaal uithalen. Maar ik slikte, ging naar binnen. Een naar gevoel rond m'n maag. Adem. Een zachte gedachte. Toen kon ik door m’n knieën zakken, naar ooghoogte met haar. Ik keek op, ving haar blik, haalde adem en zei: “Het spijt me, ik ging te snel. Wil je me vertellen wat er speelt?”. Ik zag haar kort schakelen - en toen brak ze los. Ik luisterde. Het duurde niet lang, enkele minuten. Er smolt iets. De ogen die me aankeken waren nu warm.
Ik boog, deze vrouwen bogen – en uiteindelijk kantelde de hele groep. Zij vertelden wat ze écht wilden. Nu. Vandaag. Iemand vroeg waarom we in godsnaam met dit weer in dit snikhete lokaal zaten en niet buiten aan het werk waren. Ik zei: “Ja, waarom kunnen we niet naar buiten?”. Het werd even stil – heel even maar – en toen bewoog de hele groep alsof het één wezen was. Binnen 10 minuten zaten we buiten, half onder de bomen van de tuin van de school, in de gulle lentezon.
Er werd geluisterd, gelachen, gehuild en getroost, er werd van alles getoond wat nooit was gezien. Verborgen kanten werden zichtbaar.
Ik kneep in m’n handen, in m’n bovenarm. En maakte een buiging voor de buiging.
salut,
Anne