Tussen twee uitersten

Als lentekind is de aanstaande winter geen makkelijke tijd voor mij. Ergens trappelen de paarden in mij al om weer naar buiten te mogen, terwijl de tijd de koudste dagen nog in petto heeft. En toch ben ik blij dat ik niet dichtbij de evenaar woon, waar de seizoenen vlakker zijn. Al is het natuurlijk heerlijk om het hele jaar door in een jurkje of korte broek naar buiten te kunnen; als ik helemaal zou kunnen ruilen zou ik het tóch niet doen. Dan besef ik me ineens de kracht van de afwisseling die ons kikkerlandje geeft. Hoe groter de uitersten, hoe meer dat van ons vraagt. Dat meebewegen gaat veel verder dan na een jaar onze dikste jas of slippers tevoorschijn halen. Het vergt ook een meebewegen dieper binnenin; tussen verschillende uitersten in onszelf.

Polariteiten zijn schijnbare tegenstellingen, waarbinnen alle mensen hun eigen weg te vinden hebben. Ze zijn overal: warm en koud, leven en dood, mannelijk en vrouwelijk, licht en duister, boven en onder, samen en apart, insluiten en uitsluiten. De begrippen kunnen niet zonder elkaar bestaan en samen maken ze beweging mogelijk. Je kunt ze visualiseren als twee punten met daartussenin de tekening van een lemniscaat; zo gaan ze in elkaar over. Veel cycli in de natuur kunnen alleen bestaan door overgangen tussen tegengestelden.

Als mens zijn al die overgangen wat lastiger; steeds weer bewegelijk zijn. We houden van de zekerheid van iets vastzetten over onszelf. We gaan leven naar een ‘waarheid’ die we ooit over onszelf hebben geleerd. Zo dacht ik lange tijd dat ik vooral een doener ben, geen denker. Dat ik liever mannelijke vrienden om me heen heb dan vriendinnen. Dat ik een zondagskind ben dat nooit iets ergs had meegemaakt. Dat ik goed moest letten op wat anderen van mij wilden, omdat ik dat zelf niet wist. En steeds weer bleek dat ik het mis had. Want als ik mezelf steeds in één richting bleef programmeren, sloot ik de andere kant uit.

Ik ontdekte laatst een zekere Amerikaans-Hongaarse psycoloog, Mihaly Csikszentmihalyi, die onderzoek heeft gedaan bij helden in onder andere de sport en in de kunst over het fenomeen flow. Hij vertaalt dit als de ervaring van geluk tijdens het proces van creatie. Zijn ontdekking was dat mensen die regelmatig in flow zijn over een ‘dialectisch’ karakter beschikken. Met andere woorden: een karakter vol uitersten.

Hij ontdekte dat deze mensen bakkenvol lichamelijke energie hebben, maar ook vaak kalm en rustig zijn. Ze kunnen hun focus richten als een laserstraal, maar zijn ook associatief en vol ideeën. Ze slapen diep en veel, en zijn overdag klaarwakker en ‘aan’. Ze zijn slim én naïef. Ze kunnen convergent denken (rationeel, analytisch) en dat combineren met divergent denken (flexibel, uitwaaierend). Ze zijn zowel gedisciplineerd als speels. Kunnen volop fantaseren en verbeelden en anderzijds realiseren en waarmaken. Ze zijn introvert en extravert. Bescheiden, soms zelfs verlegen, maar ook trots op wat ze maken. Ze zijn traditioneel en opstandig. Ze stellen zich open voor veel genot, maar indien nodig ook veel pijn en leed. Het deed me herinneren; leven en werken hoeft nooit op één manier. Sterker nog; dan is alle beweging eruit!

Maar om te kunnen bewegen moet ik eerst stilstaan. Hoe lastig ook; de aanstaande winter lijkt me steeds verder naar binnen te lonken. Daar wil hij me sluimerende eigenschappen tonen, die ik nog amper ken van mezelf. Dat is niet makkelijk – en zeker niet altijd leuk. Want ik benut niet zomaar een eigenschap van mezelf graag veel; blijkbaar loop ik nog rond met een oordeel over de tegenhanger daarvan.

Maar alleen als ik m’n blik naar binnen durf te keren, zal ik daar iets (ogenschijnlijk) nieuws ontdekken. Schrijven, verbeelden, wat meer alleen zijn, wandelen, verhalen lezen; allemaal blikopeners voor het nieuwe.

En daar, tussen het oude en het nieuwe, in de tussenruimte die dan ontstaat, wordt het leven voller. Wie zegt daar nou nee tegen?

Salut,

Anne

“Hoe groter de uitersten, hoe meer dat van ons vraagt. Dat meebewegen gaat veel verder dan na een jaar onze dikste jas of slippers tevoorschijn halen. Het vergt ook een meebewegen dieper binnenin; tussen verschillende uitersten in onszelf.”

 
Vorige
Vorige

Het wisselspoor

Volgende
Volgende

Stilstaan of springen?