Stilstaan of springen?

“Durf je niet?”

Ik kijk omlaag, naar het grijze puntige oppervlak van de gigantische rots onder m’n blote voeten. M’n broertje staat naast me. Er gaat een lichte rilling door hem heen. Hij krijgt altijd blauwe lippen als hij het koud heeft, maar nu zijn ze eigenlijk heel gewoon van kleur. Ik kijk naar m’n tenen, en dan iets naar voren. Diep daar beneden slaan golven tegen de klif. Oogverblindend blauw, zout schuim en de donkerte daaronder.

Zal ik ver genoeg springen? Als ik halverwege spijt krijg kan ik niet meer terug.

Het leven trekt aan me.

Ik ken het gevoel. Het is net als het podium betreden, de slanke hals van m’n viool omklemmend; die ene jongen uit m’n klas een vraag stellen die eigenlijk nergens over gaat, alleen om zijn blik te vangen; op de kist toelopen van mijn tante, haar eigenlijk niet en toch wel willen zien; voluit zingen op de fiets terwijl de hele stad meeluistert.

Ik wil wel. Kan nog niet. M'n voeten lijken wel op slot. Mijn eigen treuzel irriteert me.

Nog even… en dan zal ik durven durven.

Salut,

Anne

“Ik kijk naar m’n tenen, en dan iets naar voren. Diep daar beneden slaan golven tegen de klif. Oogverblindend blauw, zout schuim en de donkerte daaronder.”

 
Vorige
Vorige

Tussen twee uitersten

Volgende
Volgende

Geen water bij de wijn